Het dondert en het bliksemt en het regent
Als er weer een bliksem door de lucht schiet, kijk ik geinteresseerd langs mijn huisgenoten naar buiten. Die bliksems zijn niet zo erg. Ze zijn zelfs wel mooi op zijn tijd. Maar als ik even later zo'n bliksemse donderslag hoor rollen, kruip ik in elkaar. Er kijkt weer iemand naar me. Maar er is niets aan de hand. Alles is hier veilig. Ik hoef me geen zorgen te maken. Ik hoef niet bang te zijn. Toch?
De nonchalante bankhanger pakt een handje vol pinda's van tafel en werkt ze naar binnen, terwijl buiten de zoveelste bliksem de donkere wolken verlicht. Ik besluit naar hem toe te lopen en hij biedt mij ook een aantal pinda's aan. Met gemaakte nonchalance werk ik de olienootjes naar binnen, terwijl ver weg de donder alweer brult. Het einde lijkt in zicht. Gelukkig maar. Ik vertel mezelf steeds opnieuw dat ik me geen zorgen hoef te maken. Als er iets gebeurt, zijn mijn huisgenoten dichtbij. Als ik niet meer weet wat ik moet doen, helpen ze mij wel. Zij weten wel wat ze moeten doen, mocht het nodig zijn. Toch?
Het is voorbij. De regen komt nog steeds in overvloed uit de hemel vallen, maar de bliksems en vooral het gedonder lijkt tot het verleden te horen. Ik loop weer naar de bankhanger, ga naast hem zitten, kijk hem vragend aan en scoor zodoende nog een paar pinda's. Voordat ik ze door heb kunnen slikken, staat de buienradar-fan op en loopt naar de keuken. Ze gaat brood smeren voor morgen. Ik loop achter haar aan, druk mijn neus tegen haar been en begin te kwispelen. Zoals elke avond krijg ik een stukje worst. Het is allemaal goed gekomen vanavond. Toch!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten